Tactiek Luftwaffe


Het verdedigingssysteem

Bron: German Aces over Holland 

Nachtjagers waren een belangrijk onderdeel van de verdediging van het Duitse rijk in de tweede wereldoorlog.

In het begin van de tweede wereldoorlog was de tactiek van de Luftwaffe vooral gericht op het aanvallen van niet bezet gebied. Voorbeeld hiervan was de “battle of Britain”. Duitse bommenwerpers werden begeleidt door jachtvliegtuigen richting Engeland gestuurd met de bedoeling om de Engelse vliegtuigvelden en steden plat te gooien. Dit had niet het gewenste effect en de Duitsers kwamen tot de ontdekking dat ze sneller hun land moesten verdedigen dan verwacht. Vooral s’nachts waren de Duiste steden erg kwetsbaar. De nachtbombardementen van de geallieerde strijdkrachten werden steeds effectiever. De luftwaffe had dus een groot probleem.

Dit probleem was:
a) hoe zijn deze bommenwerpers ‘s nachts te lokaliseren en
b) hoe zijn deze onschadelijk te maken en
c) hoe schakelen we de Luftwaffe over van een offensieve stijdmacht naar een defensieve.

Het vinden van een vliegtuig in een donkere nacht was er een van voortdurende ontwikkeling van de techniek, aan beide zijden van de strijdende partijen.

Deze techniek had in nazi-duitsland nooit de hoogste prioriteit gehad, omdat o.a. Hermann Goring als hoofd van de Luftwaffe in zijn onoverwinnelijke strijdkrachten geloofde die voornamelijk in het offensief zouden zijn. Hij verklaarde dat er geen Engelse bommenwerpers boven Berlijn zouden verschijnen. Dat zei Goring voordat de Battle of Britain was begonnen en daarna werd het al snel duidelijk dat Engeland niet verslagen was en zelfs in staat bleek om Duitsland op grote schaal te bombarderen.

Technisch hadden de Duitsers wel een soort bakensysteem, alleen werd dit gebruikt om Duitse vliegtuigen naar het doel te brengen en precisiebombardementen uit te voeren.Het systeem dat daarvoor ter beschikking stond was het Knickebein-systeem. 
Langs de Franse kust bijvoorbeeld verschenen de bakens van het X-Geraet in Cherbourg (2 beams met de namen:Weser-Spree),in Calais (3 beams met de namen:Rhein-Else-Isar)en een in Brest (beam met de naam Oder). maar ook in Duitsland en Denemarken stonden deze bakens.Het systeem werkte als volgt:Een bommenwerper van de Duitse Luftwaffe vloog richting het doel. Als de bommenwerper eenmaal op de plek aangekomen waar beide signalen even sterk hoorbaar waren, dan was dit de juiste locatie. Het waren in feite geleidebakens die door middel van kruispeilingen de juiste locatie aangaven. 

Eind 1940 werd het systeem omgebouwd:Men gebruikte toen het Y-systeem welke aan één baken genoeg had. Er werd een signaal naar het vliegtuig gezonden en na filtering geretourneerd, waaruit de locatie te berekenen was.

Ontwikkeling van de eerste Duitse radars

Voor het uitbreken van de oorlog was er daar reeds radarapparatuur ontwikkeld en gebouwd om mee te experimenteren. We spreken dan over 1934. Maar pas in 1939 werd radar experimenteel en operationeel op het Duitse Waddeneiland Wangerooge uitgeprobeerd.  

De ontwikkeling van de radar had toen geen hoge prioriteit bij de nazi-leiding. Een eerste opstelling had wel effect, want één van de eerste Engelse bombraids bij daglicht, liep voor de Engelsen slecht af. Van de 22 Wellington bommenwerpers kwamen er slechts 10 terug. Een dure les voor de RAF en eentje die de Duitse leiding pas later leerde.

Engeland had wel ervaring met het lokaliseren van vijandige toestellen. Het systeem van ground control intercept, middels Chain- Home radar was aan Engelse zijde echter veel vroeger en beter ontwikkeld en er was geoefend in het gebruik ervan. Dit betekende dat Engelse jagers langer in de lucht konden blijven omdat zij later gealarmeerd konden worden, en doelmatiger ingezet konden worden.

Opmerkelijk is wel dat dat de Kriegsmarine als eerste in 1938 met een operationele radar werkte , geinstalleerd op de vestzak slagkruiser Admiral Graf Spee onder de naam DeTe-I ; welke ook wel Seetakt werd genoemd. De firma GEMA had deze exclusief voor de Kriegsmarine ontworpen en gebouwd.

Deze Seetakt bleek de voorloper van de Freya te zijn voor de Luftwaffe met als doel air-warning voor grote afstanden. Zo’n Freya kon tot op 100 km afstand vliegtuigen waarnemen, afhankelijk van de instelling en locatie, maar geen hoogte- indikatie geven.

Na 1940 zien we in de bezette Duitse gebieden langs de lange kusten zowel radars van de Kriegsmarine, van het leger (Heer) als van de Luftwaffe. Een vorm van samenwerking en informatie- uitwisseling tussen deze onderdelen bleek er echter niet te zijn.

In dezelfde periode ontwikkelde Telefunken haar 50cm radar en noemde deze naar een stadje in Duitsland, de Würzburg, zoals toen de gewoonte was. Met een schoteldiameter van 3 meter en gaf deze uitstekend de hoogte aan. Dit zeer succesvolle produkt voor anti-aircraft (Flak)kanonnen en werd later opgevolgd door de verder rijkende versie, die met een 7,5 meter schotel, die gemaakt werd door de Zeppelin fabrieken en genoemd werd: de Würzburg-Riese.

 

 

 

 

 

 

 

De organisatie van de luchtverdediging in Duitsland

Na de eerste Britse bombardementsvluchten van geringe omvang werden deze echter steeds voltalliger en frequenter. Een groot probleem voor de Duitse steden en indirect voor de Duitse Luftwaffe, wiens taak het werd om het luchtruim vrij te houden van vijandelijke vliegtuigen, en bombardementen te voorkomen. Het volstond niet meer om individuele jachtvliegtuigen op basis van een simpele luchtwaarneming richting vijandelijke vliegtuigen te sturen. Er was een kolonel bij die Luftwaffe die wist hoe hij dit kon oplossen. Josef Kammhuber werd hoofd van de Nachtjagd Division in Zeist. Na de oorlog werd hij overigens generaal bij de Navo.

1941-aanvang- de verdediging van Duitsland

Er kwam een gordel van zoeklichten ( de zogenaamde Kammhuber -linie) die zich uitstrekte van Denemarken tot midden Frankrijk. Deze gordel bestond uit overlappende zone’s van 45 km lang (noord- zuid gemeten) en 22 km breed (oost-west) Eén zone – één controle centrum – beheerde een hoofdzoeklicht en hulp zoeklichten. Het hoofdzoeklicht werd door een early- warning Freya radar en vervolgens door een kleine Würzburg (FuMG 62D/kleine schotel) met een bereik van 40 km aangestuurd en de hulpzoeklichten werden met hand bediend.  

Ook werden er later naast de zone , ervoor en erna, nog een lijn van radars geplaatst om bommenwerpers op hun terugreis nog eens af te vangen.

DUNAJA “Dunkele Nachtjagd”

DuNaJa was een eerste luchtverdedigingssysteem op Europese bodem om te proberen zoveel mogelijk Engelse bommenwerpers te vernietigen. Kwam een bommenwerper in een dergelijke zone dan werd deze eerst de richting bepaald met behulp van de Freya radar en de hoogte door een kleine Würzburg (FuMG 62D). Eenmaal gevonden dan werd de nachtjager, wiens locatie ook door radar was bepaald, naar z’n prooi geleid, waarbij een tweede vliegtuig assisteerde. Een dergelijke nachtjager was tot dat tijdstip min of meer in de lucht geparkeerd rond een lichttoren/lichtbaken (Leuchtfeuer).  

Dit systeem werd ook wel DUNAJA “dunkele Nachtjagd”. De radar lokaliseerde niet alleen beide vliegtuigen maar dirigeerde ook de Flak-batterijen.  Een nadeel was wel dat er een wolkenvrije hemel moest zijn althans bewolkt tot maximaal 51 %.  

Als nachtjager werden voornamelijk gebruikt Do 17, Ju 88 en Me Bf 110, met 2 bemanningsleden. Een nadeel van het systeem was dat de Flak niet alleen de vijandelijke bommenwerpers beschoot maar vaak ook de eigen jagers , die op die hoogte niet goed te onderscheiden waren. Later werden afspraken gemaakt dat de FLAK niet boven 5000 m mocht schieten.

HENAJA “Helle Nachtjagd”

Een verdere onwikkeling van het systeem was de Helle Nachtjagd (HENAJA); de Verlichte nachtjacht. De gevechtleidingscentra ook wel Flugmeldemess Stellung genoemd, waren uitgerust met 1 Freya en oorspronkelijk met 2 Würzburgs welke later vervangen werden door 2 Würzburg Riese.

De bommenwerpers werden opgespoord door de Freya (afstand tot 200 km ) en op korte afstand overgenomen voor hoogte-positionering door een Würzburg. De nachtjager werd begeleid door de andere Würzburg. De eerste Würzburg werd genoemd: der rote en de tweede: der blaue. In het radarstation op de grond maakte de JLO/Jaegerleitoffizier gebruik van visuele middelen als kaarten en fiches op een tafel genoemd de “Auswerte Tisch” om de posities van beide vliegtuigen ten opzichte van elkaar in te schatten en tevens om een idee te krijgen van de dimensie van de luchtoorlog in zijn zone. Dit was een voorloper van de Seeburgh Tisch, welke een geprojecteerd 3-dimensionaal beeld gaf met behulp van een glasplaat waar een kaart van West Europa in was geëtst, voorzien van kwadranten- aanduiding en waarop ook de maximale afstand van het commandocentrum was aangegeven

Op aangeven van de locaties van de vliegtuigen op de plottafel begeleidde de JLO/Jaegerleitoffizier via de radio de jager naar het doel om een onderschepping uit te voeren. Aan de andere Würzburg waren tevens 3 zoeklichten gekoppeld. Wanneer de nachtjager in de juiste positie was, werden de 3 zoeklichten ingeschakeld met de bedoeling om de bommenwerper uit te lichten. De HENAJA radarsites werkten samen met 3 groepen van 9 zoeklichten, die daaropvolgend de bommenwerpers verlichtten.

Natuurlijk probeerde een piloot van de bommenwerper uit het net van zoeklichten te ontsnappen, en dat gebeurde dan ook wel, maar over het algemeen gesproken was het vinden van een vliegtuig door een Flak-Würzburg zeer nauwkeurig.

Het systeem van controlecentra met zoeklichten werd aangeduid als de Helle Riegel. Ook genoemd: het Helle Nachtjagd Verfahren.  

HENAJA werkte goed zolang het wolkendek niet te zwaar was, maar men was het er over eens dat wanneer de hemel meer dan 6/10 bedekt was, het systeem maar beperkt te gebruiken was. Was het doel niet meer te verlichten, dan was het erg moeilijk om het doel te bereiken.

Kombinierte Nachtjagd (KONAJA)

Drie HENAJA sites werden geplaatst rond een potentieel belangrijk doel (gewoonlijk een stad of fabriek) zodat het mogelijk was om bommenwerpers uit verschillende richtingen te onderscheiden. Deze sites waren onder controle van de Flak divisie, welke verantwoordelijk was voor de verdediging van het gebied.

De tactische controle werd uitgeoefend vanuit een gecombineerde Gefechtsstand en de interceptie werd gedaan vanuit stellingen welke HENAJA gebruikten. In de gebieden waar de jagers aanwezig waren werden restricties opgelegd aan de Flak.

Als gevolg van een beperkte werking van deze Lichtenstein-versie, was een zeer nauwkeurige interceptie begeleiding echter nog steeds noodzakelijk.

Intussen was de Auswerte Tisch vervangen voor de Seeburg-Tisch, waarop de positie van zowel jager als bommenwerper geprojecteerd werd van onder de tafel door lampen. Een lampje voor de bommenwerper en een ander lampje voor de jager. Deze vorm van gevechtsleiding werd genoemd het Seeburg-Lichtenstein- Verfahren, welke niets anders was dan HENAJA maar dan zonder zoeklichten.

Met de introductie van de Würzburg-Riese met de Seeburg-Tisch en zonder zoeklichten werden deze sites hernoemd tot DUNAJA Stellungen.

Het Himmelbett

De verdediging van de belangrijkste gebieden vond plaats in drie zones. Zone 1 bevond zich in de bezette gebieden van Nederland, België en de Duitse en Deense waddeneilanden. Hier bevonden zich een aantal radarstations met namen van waterdieren Biber (bever, Oost Voorne), Hering (Haring, Medemblik), Zander (snoekbaars, Zandvoort), Salzherring (zoute haring, Den Helder) die de nachtjagers op de verschillende Nederlandse vliegvelden (Bergen, Leeuwarden, Twente en Venlo naar de ontdekte bommenwerpers stuurden.

Iets verder landinwaarts stonden de grotere radarstations met landdiernamen zoals Lowe ( leeuw, Leeuwarden), Gazelle (Veendam) en Hase (Haas, Harderwijk).

De tweede zone was het zogenaamde Himmelbett. Een lijn van Denemarken via het oosten van Nederland tot aan zuid Frankrijk. Het Himmelbett was opgebouwd uit gebieden (Raum) met een afmeting van 32 km lengte (Noord-Zuid) en 20 km breed (Oost-West). Elk raum was voorzien van 3 radaropstellingen, een luchtverkeersleidingspost voor 2 nachtjagers en een groot aantal FLAK-schijnwerpers en FLAK- kanonnen.

Achter het Himmelbett bevonden zich in Nederland de vliegvelden Twente en Venlo. Ook in de Duitse gebieden achter het Himmelbett stonden op strategische plekken gecombineerde radarstations met FLAK en Nachtjagers.

De allerlaatste verdedigingslinie waren de zogenaamde Nachtsperrgebiet, “No-fly zones” rondom de belangrijkste steden en industriegebieden. Door de Nachtjagers niet in deze zones te laten vliegen konden de FLAK-kanonnen vrijuit schieten.

In 1943 veranderden de Duitsers de werkwijze van de nachtjagers. Door het verbeteren van het Lichtenstein-radar op de vliegtuigen zelf werden de nachtjagers alleen richting de bommenwerpers gestuurd. Van daar konden de jagers de vliegtuigen zelf opzoeken. Meer hierover in de hoofdstukken over de nachtjagers zelf.

Het system van radarposten en nachtjagers heeft tot het einde van de oorlog gefunctioneerd. Alleen het succes van de aanvallen werd steeds minder door het gebrek aan vliegtuigen en goede piloten. Ook het veroveren van de radarstations door de geallieerde grondtroepen maakte het systeem steeds minder effectief.

Deden en geallieerden niets tegen dit systeem van luchtverdediging?

Dat het systeem niet effectief genoeg was tegen een bomberstream die met grote aantallen één zone passeerden mag duidelijk zijn. Toen de geallieerden zich dit realiseerden zo rond 1942, werden de bomberstreams zo geordend dat er veel in een korte tijd een dergelijke zone passeerden. Iedere site kon slechts één nachtjager per tijdsverloop begeleiden en de meeste bommenwerpers kwamen hiermee weg.  

Twee oplossingen werden aangereikt, waarvan de diepte van de zone’s voor en achter de Helle Riegel er eentje was. Ten tweede een upgrade van de apparatuur om gelijktijdig 2 nachtjagers te kunnen begeleiden.

In augustus 1943 bij de allesvernietigende aanval op Hamburg werd voor het eerst gebruik gemaakt van radarstoring (jamming) ; in dit geval door strookjes zilverpapier (chaff/windows) werden de radars blind en de gevechtleiding niet meer bij machte om de jagers te begeleiden. Later werden ook sterke radiosignalen op de zelfde frequentie als de Duitse radartoestellen uitgezonden om samen met het zilverpapier het systeem verder te ontregelen.

Bronnen: Wespennest Leeuwarden, Ab Jansen
http://www.luchtoorlog.net  
http://www.gyges.dk         

 

Duitse Radaropstelling Krote aan zuidzijde Twentekanaal in Gemeente Markelo:

Bron: Jan Poortman – Goor (PA3ESY)

Tijdens de tweede wereldoorlog stond er aan het Twentekanaal tussen het Weldam en Diepenheimse Broek een Duitse radaropstelling. In Goor noemden ze dat het Lunapark vanwege de ronde draaiende apparaten, die inderdaad wel wat van kermis-attracties weg hadden. Het geheel werd nog vervolmaakt met een aantal zoeklichten en afweergeschut. Dus licht en lawaai was er ook.
De Duitse codenaam was “Kröte”, vertaald “Pad”, zo’n glibberige kikker.

Hier ziet U Kröte in het Twentse land liggen. Het geheel werd in 1942 opgebouwd. De bemanning bestond uit ca. 150 soldaten.
De radarstations ressorteerden (voorjaar 1943) onder de Eerste Jagddivisie van Von Döring. In ons land werden de stations bemand door personeel van Luftnachrichtenregimenten (Ln.-Rgt.) 201 en 211. Na een reorganisatie eind 1944, en na het sluiten van Seeadler (In de Bloemendalerpolder), was alleen een Luftnachrichtenregiment 223 aanwezig.

Op de bovenstaande kaart zijn de plaatsen te zien waar de verschillende opstellingen stonden. Er waren drie soorten, Categorie 1, of wel 1. Ordnung, Categorie 2 en 3, resp. 2. en 3. Ordnung.
De 2. Ordnung, de categorie waarin Kröte valt, bestond meestal uit 1 of 2 Freya-radars, 2 Würzburg-Riesen, 2 Y-Linie (Y-peilers), 1 radiobaken, 1 lichtbaken en een radiozender.
Rechts van de rode pijl ziet U Rheinsalm, dat was een radarstation van de 1. Ordnung, een grotere dus. Kröte werkte nauw samen met deze opstelling.
De Freya-radar werd gebruikt om vliegtuigen op grotere afstand te vinden, waarbij alleen de richting en de afstand gemeten konden worden. De Würzburg-Riese kon de afstand, de hoogte en de richting van het vliegtuig bepalen, maar dan wel over een kortere afstand.
De nachtjagersector waar zich de beide radarstations zich bevonden was “Raum 4C”      (van de zogenaamde Kammhuberlinie). Vanuit de lucht was Kröte nauwelijks te ontdekken, alleen de Würzburg-Riese, die dicht bij het kanaal stond, was goed te zien.
De rest was zodanig geplaatst en gecamoufleerd, dat het bijna onzichtbaar was.

Hierboven de posities van de verschillende zaken van “Kröte”

Dit is het weggetje naar de gebouwen bij de boerderij “Stroek”, de rode pijl geeft aan waar het ongeveer geweest is.

 

Deze bunker stond in de buurt van de boerderij van van der Veen ( Stroek?)

De Radar bij de boerderij “De Modder” was vanaf het kanaal niet goed te zien. Zo her en der stonden ook zoeklichten, die met rieten matten aan het oog werden onttrokken. Waar het afweergeschut precies stond kan niemand zich herinneren.

 

Op deze plaats, waar nu de schapen vredig staan te grazen, heeft de Würzburg-Riese gestaan bij de boerderij “De Modder”

 

Een luchtfoto van het gebied waar “Kröte” was opgesteld.

 

Nabij de schuilkelder achter het kasteel “Weldam”, bevonden zich ook gebouwen, één met verbindingsapparatuur en andere toestellen en één als onderkomen voor de officieren. De bewoners van de boerderij van Jacobi, hebben na de oorlog hier een tijd in gewoond, aangezien hun boerderij totaal vernield was. Bij de Würzburg no.1 was ook nog een bunkertje, alwaar een kennis van mij na de oorlog nog in heeft gespeeld.
In Goor waren ook enkele vrouwen die bevriend waren met de Duitse bemanning van het Lunapark. Twee zijn er ook getrouwd met deze mensen. Ik heb beide mannen gekend. Het waren niet de fanatieke Duitsers die je zou verwachten, eerder het tegendeel, zeer nette, aardige en rustige mensen. Ze zaten daar ook niet vrijwillig. Een van hen was medewerker van Telefunken, een begaafd technicus, die voor onderhoud en reparatie van de radio- en radar-appparatuur moest zorgen.
Verder ontstonden er zo nu en dan ook bijnamen voor Goorse mensen. Een ervan was “De Waterfietse”, deze vrouw, waarschijnlijk verblind door de liefde ( of wat anders) had op de terugweg van de barakken van het Lunapark naar Goor, even vergeten dat er nog een kanaal tussen zat. Zij koerste met een luide plons in het koude kanaalwater.

De schuilplaats met ingang. Tijdens de oorlog was het geheel onder aarde bedolven.

Op deze afbeelding is duidelijk de schervenvanger voor de ingang te zien.

Blik op de schervenvanger.

Binnenwerk van de schuilplaats.

De ingang vanaf de andere zijde.

De achterkant, met een soort nooduitgang.

Gezicht vanuit de plaats van de schuilkelder op de plaatsen waar de barakken stonden.

Het pad, tussen de bomen, waar het radar-personeel over vluchtte bij luchtaanvallen.

Dit is een Würzburg-Riese in een wat gehavende toestand aan de Normandische kust. Van dit soort stonden er dus twee op het Weldam.

Hier nog een foto van een Würzburg.

Een exemplaar in kleur.

De werking van de Würzburg-radars: Een fragment uit een verhaal over een Duitse jachtvlieger.

Zo rond kwart over twaalf kreeg Oberleutnant August Geiger bevel om op te stijgen. Aannemelijk is, dat hij naar het radarstation Kröte, dat in de omgeving lag van Goor, werd gedirigeerd. Boven het radiobaken van het radarstation aangekomen, moest hij, wachtend op nadere instructies ‘van beneden’, op de voorgeschreven hoogte blijven cirkelen. In het station intussen, merkte de operateur van het ‘Freya’ radarapparaat een bommenwerper op die een koers volgde die afweek van die van de overige bommenwerpers. Een makkelijk herkenbaar doel, waarop weldra de veel nauwkeuriger volgradar van het type Würzburg – Riese werd gericht. Een tweede apparaat van hetzelfde type werd op de eigen nachtjager gericht De positie van beide vliegtuigen werd doorlopend gemeten en vanuit de bedieningscabines van de radarapparaten doorgegeven naar de centrale post van het radarstation. Daar werden beide posities op een horizontale, matglazen kaart geprojecteerd; de positie van Doug Browns toestel werd met een rode stip weergegeven, die van de Me 110 van August Geiger en zijn twee metgezellen met een blauwe. Bovendien werd de vlieghoogte van beide vliegtuigen zeer nauwkeurig door de radarapparaten bepaald. De gevechtleidingsofficier (Jägerleitoffizier), die naast de glazen kaart stond, gaf Geiger via de radio zodanige instructies aangaande koers en vlieghoogte, dat op het matglas voor hem de blauwe stip zich zo snel mogelijk dicht achter de rode bevond en de vlieghoogten vrijwel gelijk waren. Voor een geroutineerde gevechtleidingsofficier en een dito nachtjagerpiloot een niet al te zware opgave. De radaroperateur van Geiger, die de instructies van de gevechtleidingsofficier aandachtig volgde, begreep dat de bommenwerper waarop zij jaagden binnen bereik van hun boordradar zou zijn, wanneer de onderlinge afstand geslonken was tot ca. 3.300 m en de Tommy in de zoekhoek van 70º terecht kwam. Het duurde inderdaad niet lang, of de radarecho die het grote vliegtuig produceerde, tekende zich al af op de drie beeldbuisjes in de nachtjager. Dit was het ogenblik waarop Geiger de onderschepping op eigen kracht moest pogen te volvoeren. De beide Würzburg – Riese radarantennes in Kröte lieten hun ‘prooien’ los, op zoek naar een andere bommenwerper en een andere nachtiager.

De Freya Radar in het Diepenheimsebroek.

De plaats van de Freya. Er stonden barakken in het “Pruussen buske of Duutse buske” , het bosje, wat net onder de Freya te zien is.
De weg langs het kanaal bestond toen nog niet.

De hieronder afgebeelde Freya stond in het Diepenheimse broek, op de zogenaamde ” Luizenbelt”, een kilometer ten westen van de Würzburg radars, wel vlak aan het kanaal.

Een afbeelding van een Freya-radar.

De Freya-opstelling vanaf de Goorse kant van het kanaal gezien, iets verder westelijk als de onderdoorgang van de Regge.

Ongeveer tussen de beide boompartijen heeft de radar gestaan.

Iets rechts van de antenne, het zogenaamde “Duutse buske”

Zo ziet een fundament van een Freya er uit.

Een Freya-radar met wat personeel.

Een afbeelding van de Freya antenne-constructie.

 

De hieronder afgebeelde Freya stond in het Diepenheimse broek, op de zogenaamde ” Luizenbelt”, een kilometer ten westen van de Würzburg radars, wel vlak aan het kanaal.

 

De Y-Linie of wel de Y-Peilers.

Hiervan moeten er twee van hebben gestaan in de buurt van de Würzburg-Riesen.

Hierboven een toren met een Y-peiler. Vaak waren de torens van hout gemaakt.

Een afbeelding van het Y-peil principe. Hoe dat precies werkte moet ik nog nader onderzoeken.

Zoeklichten in de omgeving van Diepenheim.

Niet alleen bij het Lunapark stonden zoeklichten, in de wijdere omgeving waren ze ook aanwezig.
Twee plaatsen waarvan men weet dat ze daar stonden, staan hieronder vermeld.

Zoeklicht aan de weg van Diepenheim naar Lochem, rechts, iets boven het midden, “Huis te Diepenheim en rechts daarvan de kerk.

Hierbij een afbeelding van een Duits zoeklicht.

Ook in “de Helle”, een gebied ten zuiden van Diepenheim, tussen het stedeke en de Schipbeek, stond een zoeklicht.

Hieronder nog een paar foto’s van Duitse zoeklichten.

Geraadpleegde bronnen voor dit hoofdstuk:                         

De heer Jan Teger te Diepenheim.
Boeken van Fritz Trenkle
Diverse bronnen op internet, die deeltjes van de puzzel opleverden.

Voor mensen die geinteresseerd zijn in dit soort zaken, hierbij een link naar de site : www.radarstation.nl

Verder is er op de site www.forteninfo.nl heel veel te zien en te lezen over forten, bunkers en radaropstellingen.

 

 

Duitse Radaropstelling Krote aan zuidzijde Twentekanaal in Gemeente Markelo: (English translation follows)

Bron: Jan Poortman – Goor (PA3ESY)

Tijdens de tweede wereldoorlog stond er aan het Twentekanaal tussen het Weldam en Diepenheimse Broek een Duitse radaropstelling. In Goor noemden ze dat het Lunapark vanwege de ronde draaiende apparaten, die inderdaad wel wat van kermis-attracties weg hadden. Het geheel werd nog vervolmaakt met een aantal zoeklichten en afweergeschut. Dus licht en lawaai was er ook. De Duitse codenaam was “Kröte”, vertaald “Pad”, zo’n glibberige kikker.

Hier ziet U Kröte in het Twentse land liggen. Het geheel werd in 1942 opgebouwd. De bemanning bestond uit ca. 150 soldaten. De radarstations ressorteerden (voorjaar 1943) onder de Eerste Jagddivisie van Von Döring. In ons land werden de stations bemand door personeel van Luftnachrichtenregimenten (Ln.-Rgt.) 201 en 211. Na een reorganisatie eind 1944, en na het sluiten van Seeadler (In de Bloemendalerpolder), was alleen een Luftnachrichtenregiment 223 aanwezig.

Op de bovenstaande kaart zijn de plaatsen te zien waar de verschillende opstellingen stonden. Er waren drie soorten, Categorie 1, of wel 1. Ordnung, Categorie 2 en 3, resp. 2. en 3. Ordnung. De 2. Ordnung, de categorie waarin Kröte valt, bestond meestal uit 1 of 2 Freya-radars, 2 Würzburg-Riesen, 2 Y-Linie (Y-peilers), 1 radiobaken, 1 lichtbaken en een radiozender. Rechts van de rode pijl ziet U Rheinsalm, dat was een radarstation van de 1. Ordnung, een grotere dus. Kröte werkte nauw samen met deze opstelling. De Freya-radar werd gebruikt om vliegtuigen op grotere afstand te vinden, waarbij alleen de richting en de afstand gemeten konden worden. De Würzburg-Riese kon de afstand, de hoogte en de richting van het vliegtuig bepalen, maar dan wel over een kortere afstand. De nachtjagersector waar zich de beide radarstations zich bevonden was “Raum 4C”      (van de zogenaamde Kammhuberlinie). Vanuit de lucht was Kröte nauwelijks te ontdekken, alleen de Würzburg-Riese, die dicht bij het kanaal stond, was goed te zien. De rest was zodanig geplaatst en gecamoufleerd, dat het bijna onzichtbaar was.


Hierboven de posities van de verschillende zaken van “Kröte”


Dit is het weggetje naar de gebouwen bij de boerderij “Stroek”, de rode pijl geeft aan waar het ongeveer geweest is.


Deze bunker stond in de buurt van de boerderij van van der Veen ( Stroek?).
De Radar bij de boerderij “De Modder” was vanaf het kanaal niet goed te zien. Zo her en der stonden ook zoeklichten, die met rieten matten aan het oog werden onttrokken. Waar het afweergeschut precies stond kan niemand zich herinneren.


Op deze plaats, waar nu de schapen vredig staan te grazen, heeft de Würzburg-Riese gestaan bij de boerderij “De Modder”


Een luchtfoto van het gebied waar “Kröte” was opgesteld.

Nabij de schuilkelder achter het kasteel “Weldam”, bevonden zich ook gebouwen, één met verbindingsapparatuur en andere toestellen en één als onderkomen voor de officieren. De bewoners van de boerderij van Jacobi, hebben na de oorlog hier een tijd in gewoond, aangezien hun boerderij totaal vernield was. Bij de Würzburg no.1 was ook nog een bunkertje, alwaar een kennis van mij na de oorlog nog in heeft gespeeld. In Goor waren ook enkele vrouwen die bevriend waren met de Duitse bemanning van het Lunapark. Twee zijn er ook getrouwd met deze mensen. Ik heb beide mannen gekend. Het waren niet de fanatieke Duitsers die je zou verwachten, eerder het tegendeel, zeer nette, aardige en rustige mensen. Ze zaten daar ook niet vrijwillig. Een van hen was medewerker van Telefunken, een begaafd technicus, die voor onderhoud en reparatie van de radio- en radar-appparatuur moest zorgen. Verder ontstonden er zo nu en dan ook bijnamen voor Goorse mensen. Een ervan was “De Waterfietse”, deze vrouw, waarschijnlijk verblind door de liefde ( of wat anders) had op de terugweg van de barakken van het Lunapark naar Goor, even vergeten dat er nog een kanaal tussen zat. Zij koerste met een luide plons in het koude kanaalwater.


De schuilplaats met ingang. Tijdens de oorlog was het geheel onder aarde bedolven.


Op deze afbeelding is duidelijk de schervenvanger voor de ingang te zien.


Blik op de schervenvanger.


Binnenwerk van de schuilplaats.


De ingang vanaf de andere zijde.


De achterkant, met een soort nooduitgang.


Gezicht vanuit de plaats van de schuilkelder op de plaatsen waar de barakken stonden.


Het pad, tussen de bomen, waar het radar-personeel over vluchtte bij luchtaanvallen.


Dit is een Würzburg-Riese in een wat gehavende toestand aan de Normandische kust. Van dit soort stonden er dus twee op het Weldam.


Hier nog een foto van een Würzburg.


Een exemplaar in kleur.

De werking van de Würzburg-radars: Een fragment uit een verhaal over een Duitse jachtvlieger.

Zo rond kwart over twaalf kreeg Oberleutnant August Geiger bevel om op te stijgen. Aannemelijk is, dat hij naar het radarstation Kröte, dat in de omgeving lag van Goor, werd gedirigeerd. Boven het radiobaken van het radarstation aangekomen, moest hij, wachtend op nadere instructies ‘van beneden’, op de voorgeschreven hoogte blijven cirkelen. In het station intussen, merkte de operateur van het ‘Freya’ radarapparaat een bommenwerper op die een koers volgde die afweek van die van de overige bommenwerpers. Een makkelijk herkenbaar doel, waarop weldra de veel nauwkeuriger volgradar van het type Würzburg – Riese werd gericht. Een tweede apparaat van hetzelfde type werd op de eigen nachtjager gericht De positie van beide vliegtuigen werd doorlopend gemeten en vanuit de bedieningscabines van de radarapparaten doorgegeven naar de centrale post van het radarstation. Daar werden beide posities op een horizontale, matglazen kaart geprojecteerd; de positie van Doug Browns toestel werd met een rode stip weergegeven, die van de Me 110 van August Geiger en zijn twee metgezellen met een blauwe. Bovendien werd de vlieghoogte van beide vliegtuigen zeer nauwkeurig door de radarapparaten bepaald. De gevechtleidingsofficier (Jägerleitoffizier), die naast de glazen kaart stond, gaf Geiger via de radio zodanige instructies aangaande koers en vlieghoogte, dat op het matglas voor hem de blauwe stip zich zo snel mogelijk dicht achter de rode bevond en de vlieghoogten vrijwel gelijk waren. Voor een geroutineerde gevechtleidingsofficier en een dito nachtjagerpiloot een niet al te zware opgave. De radaroperateur van Geiger, die de instructies van de gevechtleidingsofficier aandachtig volgde, begreep dat de bommenwerper waarop zij jaagden binnen bereik van hun boordradar zou zijn, wanneer de onderlinge afstand geslonken was tot ca. 3.300 m en de Tommy in de zoekhoek van 70º terecht kwam. Het duurde inderdaad niet lang, of de radarecho die het grote vliegtuig produceerde, tekende zich al af op de drie beeldbuisjes in de nachtjager. Dit was het ogenblik waarop Geiger de onderschepping op eigen kracht moest pogen te volvoeren. De beide Würzburg – Riese radarantennes in Kröte lieten hun ‘prooien’ los, op zoek naar een andere bommenwerper en een andere nachtiager.

De Freya Radar in het Diepenheimsebroek.


De plaats van de Freya. Er stonden barakken in het “Pruussen buske of Duutse buske” , het bosje, wat net onder de Freya te zien is. De weg langs het kanaal bestond toen nog niet.

De hieronder afgebeelde Freya stond in het Diepenheimse broek, op de zogenaamde ” Luizenbelt”, een kilometer ten westen van de Würzburg radars, wel vlak aan het kanaal.
 

Een afbeelding van een Freya-radar.

De Freya-opstelling vanaf de Goorse kant van het kanaal gezien, iets verder westelijk als de onderdoorgang van de Regge.


Ongeveer tussen de beide boompartijen heeft de radar gestaan.


Iets rechts van de antenne, het zogenaamde “Duutse buske”


Zo ziet een fundament van een Freya er uit.


Een Freya-radar met wat personeel.


Een afbeelding van de Freya antenne-constructie.

De hieronder afgebeelde Freya stond in het Diepenheimse broek, op de zogenaamde ” Luizenbelt”, een kilometer ten westen van de Würzburg radars, wel vlak aan het kanaal.

De Y-Linie of wel de Y-Peilers.

Hiervan moeten er twee van hebben gestaan in de buurt van de Würzburg-Riesen.


Hierboven een toren met een Y-peiler. Vaak waren de torens van hout gemaakt.

Een afbeelding van het Y-peil principe. Hoe dat precies werkte moet ik nog nader onderzoeken.
 

Zoeklichten in de omgeving van Diepenheim.

Niet alleen bij het Lunapark stonden zoeklichten, in de wijdere omgeving waren ze ook aanwezig. Twee plaatsen waarvan men weet dat ze daar stonden, staan hieronder vermeld.


Zoeklicht aan de weg van Diepenheim naar Lochem, rechts, iets boven het midden, “Huis te Diepenheim en rechts daarvan de kerk.


Hierbij een afbeelding van een Duits zoeklicht.


Ook in “de Helle”, een gebied ten zuiden van Diepenheim, tussen het stedeke en de Schipbeek, stond een zoeklicht.

Hieronder nog een paar foto’s van Duitse zoeklichten.

Geraadpleegde bronnen voor dit hoofdstuk:                        

De heer Jan Teger te Diepenheim. Boeken van Fritz Trenkle Diverse bronnen op internet, die deeltjes van de puzzel opleverden.

Voor mensen die geinteresseerd zijn in dit soort zaken, hierbij een link naar de site : www.radarstation.nl

Verder is er op de site www.forteninfo.nl heel veel te zien en te lezen over forten, bunkers en radaropstellingen.